Over de methode

De bekende methode van dr. Arnold Heertje is in 2015 geheel herzien en aangepast aan deze tijd en het nieuwe examenprogramma. Met deze heldere, goed gestructureerde methode bereidt u uw leerlingen uitstekend voor op het examen.

 

Hierbij wordt opgemerkt dat van een strikt onderscheid tussen ‘het ‘hoe’ en het ‘wat’ geen sprake is. In dit nieuwe programma zijn verschillende begrippen gegroepeerd en ondergebracht onder een bepaalde noemer ofwel een concept. De nadruk ligt in dit programma op acht concepten. Institutionele kennis lijkt naar de achtergrond te verdwijnen. Toch is kennis van instituties, statische gegevens en regelgeving belangrijk om de economische werkelijkheid te begrijpen. Er zijn binnen de concepten situaties (contexten) te onderscheiden die de examencommissie bij de leerlingen als bekend veronderstelt; dit zijn de verplichte contexten. Door deze verplichte contexten aan de orde te laten komen, worden institutionele en beschrijvende kennis alsnog het programma binnengeloodst.

Concepten in De Kern van de Economie

Er wordt in het nieuwe eindexamenprogramma uitgegaan van acht theoretische concepten. Deze concepten volgen hieronder:

  1. Schaarste
  2. Ruil
  3. Markt
  4. Ruilen over de tijd
  5. Samenwerken en onderhandelen
  6. Risico en informatie
  7. Welvaart en groei
  8. Goede en slechte tijden

De basis van het nieuwe programma vormen de concepten schaarste, ruil en markt. De concepten die daarna volgen worden steeds complexer.

 

Contexten in De Kern van de Economie

In De Kern van de Economie wordt het begrip context ruim opgevat. Het slaat op feitelijke gebeurtenissen, zoals het verhogen van de rente door de ECB, op statistisch materiaal, bijvoorbeeld van het CBS, op de beschrijving van een markt, zoals de arbeidsmarkt of een prijzenoorlog en op regelgeving, zoals het Stabiliteitspact en de cao. Telkens is sprake van wisselwerking met bepaalde concepten, soms met meer dan één concept. Schaarste komt door het karakter van de economische wetenschap bij elke context om de hoek kijken en ruil en transacties vaak ook. In De Kern van de Economie worden docent en leerling daarom voortdurend geconfronteerd met de wisselwerking tussen concepten en (verplichte) contexten. De didactische betekenis van deze werkwijze is versterkt door de uitbreiding van de syllabus met de macro-economie en de monetaire theorie en praktijk. Deze onderwerpen die niet alleen domeinen H en I betreffen – maar ook raakvlakken hebben met concepten als ruilen over de tijd en risico en informatie – illustreren dat een integrale werkwijze, waarbij op het goede moment de conceptuele en contextuele benadering vloeiend in elkaar overgaan, voor het verwerken van de stof door de leerlingen grote voorkeur verdient, omdat zodoende de weerbarstige werkelijkheid wordt geordend en tot leven komt. Een voordeel van deze werkwijze is ook dat nieuwe contexten, die zich in de werkelijkheid altijd voordoen gemakkelijk worden verwerkt en een plaats krijgen, hetgeen zeker nu het eindexamen vanaf 2017 ingrijpend wordt veranderd, van belang is. Verder heeft de vernieuwing van de syllabus voor de eindexamens havo en vwo, met zich meegebracht de eis dat de leerlingen een economische denkwijze kunnen hanteren. Hieronder wordt in de beide syllabi verstaan dat zij kunnen redeneren in een modelmatig kader, dat wil zeggen kunnen uitgaan van veronderstellingen omtrent het gedrag van consumenten, ondernemingen, werknemers, ambtenaren en politici in het economisch leven, het langs logische weg afleiden van conclusies daaruit en het confronteren van deze conclusies met de werkelijkheid. In de Kern wordt hieraan expliciet inhoud gegeven, bijvoorbeeld in hoofdstuk 12 Macro-economie, havo deel 2 en hoofdstuk 16.1 vwo deel 2, maar ook in hoofdstuk 2 vwo deel 1, waarin het rollenspel in het economisch leven ter sprake komt.

Klik verder voor een volledig overzicht van de concepten en contexten die te vinden zijn in de HAVO boeken en in de VWO boeken.